Wat is er nu eigenlijk aan de hand met die breedplaten in de utiliteitsbouw?

Naar aanleiding van de instorting van de in aanbouw zijnde parkeer garage in Eindhoven en het daarop aansluitend uitgevoerde onderzoek naar de oorzaak, is er vanuit de overheid gesteld dat er een controle moet worden uitgevoerd van gelijkwaardige vloeren maar ook voor breedplaatvloeren in het algemeen.  Zoals u waarschijnlijk zult weten, bestaat een breedplaatvloer uit 2 lagen. Een dunne prefab betonnen onderlaag (breedplaat) met ingestorte onderwapening met tralieliggers en een in het werk gestorte laag (druklaag) met de bovenwapening. Door de tralieliggers en de ruwe bovenzijde van de breedplaat, moeten de 2 betonlagen na het uitharden één homogene betonvloer vormen.

Die ruwe bovenzijde van de breedplaten lijkt bij de huidige vloerproblemen het kritieke punt. Een breedplaat van traditionele grind beton heeft een ruw oppervlak, wat voor een goede aanhechting zorgt. In het stortproces worden de bovenzijde van deze in de fabriek gestorte onderschil opgeruwd. De norm geeft aan, wanneer een betonoppervlak als glad gezien wordt. Breedplaten worden daarom tijdens de productie vaak met een hark opgeruwd. Bij de introductie van de gewicht besparende bollenvloeren is het opruwen niet of nauwelijks mogelijk. Daarnaast moest deze prefab schil met een zeer vloeibaar betonmengsel worden gestort om overal rondom de bollen voldoende beton te krijgen. Met de komst van zelf verdichtend beton in de laatste decennia van de vorige eeuw kon men een goede compacte betonsamenstelling rondom de bollen storten. Enkele fabrikanten zijn vanaf deze periode ook hun normale breedplaten met dit zelf verdichtende beton gaan maken. Deze platen hebben een relatief glad oppervlak, en wanneer men het oppervlak niet opruwt is de aanhechting tussen de schil en later op het werk te storten druklaag (bovenlaag) onvoldoende. Hierdoor kunnen krachten in de onderschil, waar de hoofdwapening aanwezig is, via de langs- en dwarsvoegen tussen de prefab platen beperkt kunnen worden overgedragen. 

Deze controle of toetsing van breedplaatvloeren geschiedt aan de hand van het stappen plan zoals deze in de 9780 notitie van Bureau Hageman d.d. 5-10-2017 is aangegeven. Hierin staat een stappenplan vermeld voor het onderzoek naar de constructieve veiligheid van breedplaatvloeren. Wanneer een dergelijke vloerconstructie is toegepast hoeft dat niet direct te betekenen dat de constructie in het genoemde risicogebouwen ligt. De risicogebouwen zijn door de onderzoeksbureaus aangegeven n.a.v. de instorting van de in aanbouw zijnde parkeergarage te Eindhoven. Veel vloeren zijn 1 richting overspannend (bv woningbouw waar van bouwmuur naar bouwmuur wordt overspannen) waardoor er via de langsvoegen geen belastingen moeten worden overgedragen. Deze vloeren en dus gebouwen vallen niet in de risicogroep. Wanneer dergelijke vloeren in twee richtingen dragen, bijvoorbeeld bij kolomstructuren, is er wel een kracht over te brengen bij de plaatnaden en kan een gebouw in de risicogroep vallen. Dit geldt dus voor alle type breedplaat constructies, met en zonder Bollen. Andere typen vloeren zoals kanaalplaatvloeren zijn 1 richting dragend en vallen dus ook niet onder de hier bedoelde breedplaatvloeren en vormen dus ook geen risico.

Gebouweigenaren, woning corporaties en gemeenten zullen in een eerste toetsing na moeten gaan of hun gebouwen in de risicogroep vallen. Het grootste deel van de gebouwen zal daar niet in zitten. Mocht dit echter wel het geval zijn zal naderonderzoek en controle van de vloeren moeten plaatsvinden (controle berekeningen van de optredende schuifspanningen tussen de schil en druklaag/opstort). Bij deze controles kan IOB u van dienst zijn. Door controle van de stukken (tekeningen en berekeningen) en het maken berekeningen  van de voegspanningen wordt een vloer getoetst. En indien de vloer en dus het gebouw in de risicogroep valt kunnen tijdelijke aanpassingen worden uitgewerkt zodat uw gebouw met een gewaarborgde veiligheid gebruikt kan worden.